Afbeelding

‘Vrömden’ oawer Riessen (3): Adriaan Buter

Columns

Zo roond 1970 was d’r een artikel oawer ‘Biddag in Rijssen’, eschrewen duur Adriaan Buter (1918-2000). Hee was journalist en ene van de belangriekste streekkenners. Noa ’n oorlog woarkten hee vuur de ‘Twentsche Courant’ en begun later as journalist vuur zichzelf. Nen sociaal-democraat in hart en nieren. Hee was de groondlegger van de Twente Akademie, in 1982. Hee schreef völle beuker oawer streek -culturele oonderwerpen, zoas ‘De kadans van de getouwen’, oawer de Twentse textiel.

In het Biddag-artikel waandelt hee duur Riessen en geet eers noar het Volkspark. Der volgt ne leefdevolle beschrieving van de natuur. Hee heurt een boomgiederken (boomklever) het geluud maken van klaterend water: ‘bobbeleblob, watsj watsj.’ Hee löp noar het centrum, geet langs de vuurmalige Oudheidkamer, neumt historische feiten, (stadsrech, Beverfeurde, enz. Hee beschrift het tweekaantige bestoan van stadsboeren, die d’r as weawer wat biejverdeent, met huze met de helfte wongedeelte en de aandere helfte boerderieje. Dan is ‘n Wierd an de buurte, (‘samenhangend met water, zoals een vijver in het Duits nog Weiher heet’) een bleekveald voor ‘eigengereid linnen’ en later vuur hoeshooldelijk wasgood. Buter vertealt ‘dat in 1660 de jonge prins van Oranje (de latere Willem III) met zin moo ‘n Wierd bezichtigde’. Het geet vervolgens oawer ‘de betonnen stadhuiskolos van 1972. He’t moderne Riessen steet um niks an: ‘Intussen ging het Riessen van toen wel tegen de grond. Op de opening van het nieuwe stadhuis volgde de afbraak van het oud, knusse raadhuisje aan het Schild, de open plek werd opgevuld met een detonerende supermarkt’. As de ‘vrömden’ (Heemschut, b.v.) teengsputtert ‘zet het zelfs licht kwaad bloed, ‘want vrömden moeten zich niet met het Rijssense antiek gaan bemoeien. Pas te laat realiseerde de Rijssenaar zich dat monumentenzorg, zich beperkend tot Grote Kerk, Pelmolen, havezate Oosterhof en wat huizen in de Grotestraat te weinig was,’ en dan heurt Buter in Rijssen zuchten: ‘Dat hadden ze nooit moeten doen’. Dan geet Buter verdan: ‘Maar het plan Walgaarde betekende een rigoureuze kaalslag voor de totale boerse bebouwing, die eeuwenlang de lijnen van de historische vesting hadden gemarkeerd. Dat een enkele nostalgische straatlantaarn het beeld van vroeger niet terugbrengt, zie je duidelijk, wanneer je de levendige stad van nu vergelijkt met het rustige Rijssen op oude foto’s, “Iej kent Riessen neet wier,” had een fotograaf geschreven bij een collectie van zulke plaatjes, die hij bij de afsluiting van de stedelijke hartchirurgie eind 1981 etaleerde. Ondanks de nostalgische ondertoon een puur zakelijke slogan! Zakelijk Rijssen heeft dan wel eens hoofdschuddend toegekeken, maar beziet in het algemeen waarderend de voortvarendheid van zijn gemeentebestuur. Als goede calvinisten had men met goed koopmanschap geen moeite. Voor al die projecten is de toch al niet arme gemeente per jaar niet zo veel geld kwijt, al kostten het nieuwe stadhuis en het winkelerf met zijn nostalgische en moderne sierelementen (o.a. een fontein) de nodige miljoenen. Men wist de subsidiekraan kundig te hanteren en ook de zakenwereld te betrekken bij de versnelde verstedelijking van het oude landstadje. Achterlijk is Rijssen bepaald niet, met een gratis parkeergarage, met winkels, kantoren en toch ook nog woningen in het nieuwe stadshart. Vanwaar dan de meestal negatieve berichtgeving, wanneer het stadje de landelijke pers haalt?’ 

Doaroawer ‘n volgend moal, (blew).

Gerrit Kraa